Orcaan aan het woord: Charlottes verhaal

Na aanleiding van onze serie van drie artikelen waar wij Orcanen hun verhaal lieten doen over hun mentale gezondheidsproblemen zijn er nog meer Orcanen naar voren gekomen die hun verhaal willen vertellen. Veel jongvolwassenen kampen met mentale gezondheidsproblemen: in de categorie 18-25 jaar heeft 11% last van psychische ongezondheid. Zoals te lezen valt in het artikel over Mental Health First Aid, is het heel belangrijk om deze mentale gezondheidsproblemen bespreekbaar te maken. Vandaag is Charlotte aan het woord.

Charlotte is een vierdejaars Orcaan die haar verhaal wil delen over haar ervaring met een eetstoornis.


Deze tekst gaat over mijn ervaring met een eetstoornis, waar ik lange tijd mee heb geworsteld. Als omschrijvingen van afvallen en weinig eten voor jou triggers zijn, lees dit dan niet! Ik schrijf dit stuk omdat ik het onderwerp meer bespreekbaar wil maken. Ook zal ik aan het einde tips geven wat ik een  goede manier vond om ermee om te gaan als jij je zorgen maakt over iemand in je omgeving of over jezelf.

Rond mijn veertiende ging het thuis niet goed. Mijn zusje had het zwaar in haar persoonlijke leven en op school. Dit was thuis erg voelbaar en mijn ouders bekommerden zich veel om haar, waar ze zelf ook nadelige gevolgen aan ondervonden. Er bleef niet zoveel aandacht voor mij over. Ik had dat, dacht ik zelf, ook niet nodig. Sterker nog, ik deed er alles aan om ervoor te zorgen dat mijn ouders zich over mij geen enkele zorgen hoefden te maken. Ik haalde goede cijfers en probeerde taken die mijn moeder standaard op zich nam, zoals boodschappen en avondeten maken, over te nemen.

Tegelijkertijd was ik mij meer bezig gaan houden met sporten en gezond eten. In het jaar daarvoor was ik een beetje aangekomen. Hier kreeg ik af en toe opmerkingen over, maar die kwamen niet binnen. Tot ik op een dag in de spiegel keek en het duidelijk zag: ik was echt disgusting

Dat was het eerste omslagpunt. Ik ging hardlopen en meer lessen volgen bij de sportschool. Tegelijkertijd begon ik me in te lezen: hoeveel calorieën zitten waarin? Gezond eten, wat hield dat in? Ik begon calorieën te tellen en vaker te sporten. Maaltijden waar je me vroeger voor wakker kon maken, zoals lasagne, waren nu uit den boze. Ik vertelde mijn moeder dat ik het niet meer lekker vond en vroeg om salades. In vijf maanden was ik, achteraf geschat, tien kilo afgevallen.

Uit mijn omgeving – vrienden, familie – kreeg ik alleen maar complimenten. Wat zag ik er goed uit! Wat was ik mooi dun! Zo’n lichaam wilden andere mensen ook, ze vroegen om tips. “Charlotte’s tiny!” schreef mijn tante aan mijn moeder. Deze validatie van buitenaf voelde goed en werkte als bevestiging dat ik goed bezig was.

“Ik had in mijn hoofd altijd een calorieënteller die aanstond. Ik kon je op elk moment vertellen hoeveel ik er die dag had gehad.”

Destijds had ik niet bewust door hoe anders ik was gaan denken, maar eten begon mijn leven over te nemen. Als ik mijn dagboek van die tijd teruglees is de obsessie zo duidelijk dat ik haast niet kan geloven dat ik het toen niet doorhad: elke dag schreef ik wel over eten of mijn lichaam. Nog steeds kan ik bij het zien van een foto je precies vertellen hoe ik me die dag over mijn lichaam voelde, zo veel aandacht besteedde ik er elke dag aan. Op weg naar school, in de pauzes en in de les plande ik precies wat en wanneer ik die dag ging eten. Ik had in mijn hoofd altijd een calorieënteller die aanstond. Ik kon je op elk moment vertellen hoeveel ik er die dag had gehad. Deze obsessie met eten uitte zich soms op vreemde manieren. Ten eerste moest al mijn eten mooi zijn: ik was vaak langer bezig het op te maken dan het te eten, misschien om de duur en het plezier van het eetmoment maximaal te benutten. Daarnaast kon ik zo genieten van het zien van mensen die iets aten wat ik lekker vond maar van mezelf niet mocht eten, of van de geur van dat eten. Ik zag dat, ik rook het, en het voelde bijna als zelf snoepen. Het genot zonder het schuldgevoel.

Want die schuldgevoelens die waren er als ik teveel at. Ik kreeg toen paniekaanvallen en durfde niet te douchen omdat ik als de dood was om mijn lichaam te zien. Op mijn dieptepunt at ik minder dan de helft van het aantal calorieën dat je als vrouw nodig hebt per dag. Vaak liep ik dan hard naar de sportschool, volgde ik daar een les en rende ik weer terug. Ik was op dit punt ook al een aantal maanden niet meer ongesteld geweest.

Ik wil benadrukken dat ik dit toen niet ervoer als een dieptepunt. Naar mijn idee was ik gezonder dan ooit. Ik at namelijk alleen maar gezond en bewoog veel. Wat mij het meest bij blijft van een eetstoornis is dan ook hoe makkelijk je jezelf voor de gek kan houden wanneer je iets niet onder ogen wil zien. Zo sloeg ik regelmatig het avondeten over. Ik zei dan tegen mijn ouders dat ik met een vriendin ging eten en tegen haar zei ik dat ik al bij mijn ouders gegeten had. En nog kwam het niet bij me op dat ik een probleem had.

Mijn ouders begonnen op me te letten. Ze schiepen meer op bij het avondeten, iets wat ik verschrikkelijk vond. Op een gegeven moment stond ik in een hemdje voor de spiegel toen mijn moeder langsliep. “Char, als je meer afvalt dan dit, is het echt niet mooi meer,” zei ze. 

Ik weet nog hoe schokkend ik het vond dat te horen. Voor het eerst keek ik naar mijn lichaam als niet iets waar hier en daar nog echt wel wat af kon, maar opeens als te dun. Opnieuw lelijk, opnieuw verkeerd, maar voor een andere reden. Ik was helemaal overstuur.  Eerst te dik, nu te dun, kon het wel goed? 

Ik denk dat de verwarring die toen begon te spelen nodig was voor het moment waarop ik me eindelijk realiseerde dat ik een probleem had. Die realisatie kwam toen ik een artikel las van een vrouw die beschreef hoe ze tot het inzicht was gekomen dat ze orthorexia had, een eetstoornis gecentreerd om een obsessie met gezond eten. Ik las haar verhaal en herkende me in elke zin. Ik heb het artikel zo’n drie keer gelezen.

Oke, ik had een probleem. Wat nu? Voor mij was het duidelijk: niemand lastig mee vallen, zelf oplossen. Mijn plan was om er solo vanaf te komen en het eventueel achteraf aan mensen te vertellen. Ik ging op onderzoek uit, en wat ik las bevestigde mijn aanpak. Stel je voor dat ze  me in zo’n eetstoornis kliniek stoppen! Ik zag een filmpje waarin patiënten werden geforceerd een hele pizza te eten. Ik sprong nog liever uit een vliegtuig. (Achteraf bevestiging dat ik inderdaad in zo’n kliniek hoorde.)

“Later heb ik iemand zien schrijven dat jij geen eetstoornis hebt, maar dat een eetstoornis jou heeft.”

Maar als je bij een eetstoornis de eerste stappen terug zet, laat de eetstoornis zich zien voor wat het is. Waar ik het eerst ervoer als een steun, een soort gids, viel nu de façade weg en kon ik de valse belofte en het verraderlijke en manipulatieve karakter zien. Later heb ik iemand zien schrijven dat jij geen eetstoornis hebt, maar dat een eetstoornis jou heeft. Zo voelde het zeker voor mij toen ik probeerde te herstellen. Een eetstoornis sluipt er langzaam in, maar herprogrammeert volledig hoe je denkt. Herstellen van een eetstoornis is dus actief opnieuw herprogrammeren hoe je brein werkt. Voor mij voelde het als een oorlog tegen mezelf, een die ik elke dag moest voeren. Ik was in constante mentale verwarring. Nog lulliger is, dat de eerste stappen niet bevrijdend zijn: herstellen betekent immers aankomen, iets wat diep ingegraven zat als ‘Het Ergste Wat Je Kon Overkomen’.

In de tussentijd las ik online horrorstatistieken: eetstoornissen duren gemiddeld zeven jaar, slechts een klein percentage herstelt volledig, kans op terugval is hoog. Dit las ik vlak nadat ik bij de huisarts geweest was over het feit dat ik lang niet ongesteld was geweest. Hij opperde dat ik wellicht onvruchtbaar zou kunnen zijn. Mijn angsten dat ik mijn lichaam voorgoed verpest had, mijn toekomst op het spel gezet had, en dat ik nooit van deze stoornis af zou komen, speelden dagen in mijn hoofd. Ik was in paniek en begon te beseffen dat ik dit niet alleen kon. Ik ben toen naar mijn mentor toegestapt. Zij heeft mij dezelfde week naar de huisarts vergezeld, die mij toen op de wachtlijst gezet heeft voor de bijpassende therapie.

Ik heb erg lang op de therapie moeten wachten en toen ik eenmaal aan de beurt kwam was het eigenlijk waardeloos (ik had een slechte therapeut die niet naar me luisterde maar dat is lang niet altijd zo! Zeker hulp zoeken!), dus ik heb het alsnog zelf opgelost. Ik werd steeds beter, tot het punt dat ik dacht dat het achter me lag. Gelukkig was ik ook al veel sterker geworden, maar studeren bracht nieuwe obstakels met zich mee. Weg was de veilige omgeving van thuis waar mijn moeder en ikzelf vooral gezond eten op tafel zetten. We aten nu met grote groepen en de norm was pasta en rijst, eten waarvan ik mezelf had overtuigd dat ik ze niet lekker vond om het niet door mijn keel te hoeven forceren. Ook kwam er veel bier te pas, wat ik maar met moeite door mijn keel kreeg. Ik kwam aan en, al zat ik minder onder de duim van mijn eetstoornis, voelde ik nog wel het oordeel van Charlotte van toen ze er diep in zat. Ik kon niet weg van het idee dat ze me zo dik zou vinden. Ik dacht te voelen hoe verschrikkelijk zij het zou vinden om in mijn lichaam van nu te zitten. 

“Mijn eetstoornis was deel geworden van mijzelf, van mijn identiteit bijna, en haar losrukken was een uitgebreid proces.”

Uiteindelijk is mijn herstel lang geweest. Het meeste werk zat hem in de eerste paar jaar, maar daarna heb ik nog weer een paar jaar de restanten weg moeten werken, de overblijvende gedachten. Ik kan met ongelooflijk veel trots zeggen dat ik er nu niks, maar dan ook niks, aan heb overgehouden. Maar mijn herstel was niet makkelijk. Mijn eetstoornis was deel geworden van mijzelf, van mijn identiteit bijna, en haar losrukken was een uitgebreid proces. Ik had veel terugvallen en vooral ontzettend veel paniekaanvallen. Hoe ik er bovenop ben gekomen is door enerzijds mezelf heel bewust en heel vaak liefde te geven, door de manier waarop ik tegen mezelf praatte en met mezelf omging te veranderen; en anderzijds door mijn doelen te veranderen.

Lief zijn voor mezelf: Ik moest mezelf behandelen zoals ik dat een goede vriendin zou doen. Ik begon steunende rituelen op te bouwen. Elke keer dat ik een paniekaanval had, bijvoorbeeld, mocht ik eerst even een kwartier toegeven aan die paniekerige gedachten. Daarna moest ik van mezelf douchen en rustig en hardop (gênant) tegen mezelf praten zoals ik dat tegen een vriendin zou doen. Ik was mooi, er was niks mis met me, dit is helemaal niet erg. Daarna trok ik vaak iets leuks aan waarvan ik eigenlijk niet vond dat ik het verdiende of kon hebben, of lakte ik mijn nagels of zorgde ik op een andere manier ervoor dat ik me mooier ging voelen. Door deze rituelen kreeg ik steeds meer grip op mezelf en langzaam begon ik normaler tegen eten aan te kijken. Een grote overwinning was toen ik merkte dat mijn calorieënteller in mijn hoofd weg was. Een tijd lang kon ik die nog wel altijd nog aanzetten. Nu kan ik dat niet eens meer.

Doelen veranderen: Een andere belangrijke omslag voor mij was om mijn doel om te zetten van “dun” naar “sterk”, zowel fysiek als mentaal. Zo kan ik nog steeds sporten en gezond eten, maar nu omdat ik van mijn lichaam hou en niet omdat ik het wil straffen. Ik sport nu om te waarderen wat mijn lichaam allemaal wel niet kan. Ik eet nu gezond, omdat ik me dan fitter en alerter voel, en om mijn lichaam goed te verzorgen zodat ik er nog lang van kan genieten. 

Na een lange weg werkt mijn lichaam weer zoals dat hoort, en ik zorg ervoor zoals dat hoort. Ik schaam me niet voor mijn eetstoornis: het heeft me gevormd tot wie ik ben en heeft me mentaal sterk gemaakt. Maar toch spreek ik er nooit met mensen over. Het is nog steeds een taboe, het lijkt aandacht zoekend te zijn om erover te beginnen. Maar ik denk dat dit ten koste gaat van open gesprekken erover waardoor mensen het eerder in zichzelf en in hun omgeving herkennen.

“Het is soms lastig, zeker in een sportvereniging, te onderscheiden wanneer gezond willen zijn (gezond eten, sporten) omslaat in een obsessie.”

Ik schrijf dit stuk dus met dat doel. Het is soms lastig, zeker in een sportvereniging, te onderscheiden wanneer gezond willen zijn (gezond eten, sporten) omslaat in een obsessie. Mijn verhaal zal niet voor iedereen representatief zijn of overeenkomen met hun ervaringen, dus ik kan enkel uit mijn eigen perspectief een paar red flags noemen. Belangrijk is ook dat andere eetstoornissen, zoals binge eating of bulimia, weer andere kenmerken kennen. Ook wil ik aankaarten dat mensen met eetstoornis vaak niet “eng dun” zijn, waardoor mensen in hun omgeving het niet herkennen. Begin dus niet pas op te letten als iemand “eng dun” wordt.

 Enkele warning signals voor anorexia/orthorexia kunnen zijn:

  • Als iemand herhaaldelijk niet mee eet en hier redenen voor geeft als “ik heb al gegeten” of “ik heb een grote lunch gehad”;
  • Als iemand eten die hij/zij vroeger lekker vond opeens niet lekker meer vindt (en dit is ongezond eten);
  • Als iemand veel meer is gaan sporten;
  • Als iemand veel moeite heeft om eten/drinken met veel calorieën te eten/drinken (bier, pasta, enz.);
  • Als iemand bij een keuze structureel kiest voor hetgeen met minder calorieën;
  • Als iemand veel is afgevallen in korte tijd.

Als jij je zorgen maakt om iemand in je omgeving, ga met ze in gesprek. Doe dit voorzichtig en lief. 

  • Begin open en vraag hoe het met ze gaat. Vaak zijn eetstoornissen zoals deze uitingen van controle. Dit kan voortkomen uit perfectionisme, maar kan ook compensatie zijn voor gevoelens van machteloosheid in andere gebieden van hun leven. 
  • Kaart voorzichtig aan dat je merkt dat hun relatie met eten veranderd is. Veroordeel dit niet, maar geef aan dat je je zorgen maakt en er voor diegene wilt zijn.

Ontkennen ze het?

  • Het is heel normaal dat mensen niet inzien dat ze een probleem hebben of geen hulp willen zoeken. Het is dan ook niet jouw taak om ze ervan te overtuigen dat ze een probleem hebben, of om overdreven op ze te gaan letten. Jouw taak is om te kijken waar ze wel ondersteuning willen of kunnen gebruiken, en om aan te geven dat ze altijd met jou kunnen praten zonder beoordeeld te worden. 
  • Als ze aangeven dat ze gewoon een dieet volgen, kan het hoe dan ook goed zijn een gesprek aan te gaan over hoe ze hun eigen lichaam zien en waar dat beeld vandaan komt. Hou in gedachten dat (de druk van) beauty standards niet alleen anders zijn voor mannen dan voor vrouwen, maar dat er ook binnen subculturen verschillen kunnen bestaan waar jij je niet bewust van bent. 

Als iemand jou toevertrouwt dat ze een eetstoornis hebben, is jouw rol om te luisteren. 

  • Druk uit dat je het op prijs stelt dat ze je dit toevertrouwen.
  • Ga voorzichtig om met opmerkingen als “Dat wist ik niet,” (valt te verwachten), of, nog erger, “Dat dacht ik al/dat zag ik al aankomen.” Dat tweede kan uit ervaring als een klap in het gezicht voelen. Als je dat al zo lang dacht waarom deed je dan niks? 
  • Vraag door: hun ervaring staat centraal.
  • Vraag wat je kan betekenen. Maak concrete afspraken van hoe jij hem/haar kan steunen.
  • Net als bij het vorige scenario kan je voorzichtig en met luisterend oor een gesprek met diegene aangaan. Waar komen die gedachten vandaan? Hoe kijken ze tegen eten aan? Hoe kijken ze naar hun eigen lichaam? 
  • Raad de persoon aan om hulp te zoeken. 

Na het gesprek:

  • Ga niet overduidelijk letten op wat die persoon eet – gun ze wel de ruimte. 
  • Als hij/zij begint aan te komen, geef ze complimenten over dat ze er goed uitzien. Goede woorden zijn in mijn ervaring (iedereen is anders!) gezond of sterk, woorden die niet direct terugslaan op iemands dunheid/dikheid.
  • Blijf er in ieder geval in de toekomst naar vragen. Als ik iets hoop meegegeven te hebben, is het dat zulke stoornissen nog lang blijven hangen. Blijf af en toe vragen hoe het gaat met de persoon, en of hij/zij nog last heeft van gedachten of gewoontes gerelateerd aan de eetstoornis. Het komt ongeïnteresseerd over als je na een eerste gesprek er niet meer op terug komt.

Herken jij jezelf in dit verhaal, dan is dat misschien heel erg schrikken. Misschien weet je al langer dat je een probleem hebt. Geef jezelf in ieder geval de tijd en ga bij jezelf na hoe jij naar eten kijkt en naar je lichaam. Geef je eten, sport of je gewicht meer macht in je leven dan zou moeten? Jij bent veel meer dan je lichaam, jouw waarde is niet afhankelijk van je gewicht. Je bent sterk genoeg om hier vanaf te komen en zult hier alleen maar sterker door worden. Maar er is geen schaamte in om steun of hulp vragen. Dat toont alleen maar kracht aan. Klop aan bij vrienden en/of zoek professionele hulp. Gun jezelf vooral liefde, tijd, en steun uit je omgeving.


Geplaatst

in

door