In ons blog ‘’Orcaan aan het woord’’ delen verschillende orcanen hun verhaal. Dit kan gaan over mentale stoornissen, seksualiteit of een andere persoonlijke ervaring. Door deze onderwerpen aan het licht te brengen, hopen wij bewustwording te vergroten en taboes te doorbreken. Dit verhaal is geschreven door Lard en gaat over dysthemie, persoonlijkheidsproblematiek en hoe hij heeft geleerd hiermee om te gaan.
TRIGGERWARNINGS: dit artikel bevat gevoelige onderwerpen die voor sommigen als trigger kunnen werken. Het gaat hierbij over onderwerpen als depressie, automutilatie en suicidale gedachten.
Verhaal commissie veiligheid
Ik sta op een platform een paar meter boven de grond, in het midden van een grote grijze zaal. Voorzichtig kijk ik naar voren: tien meter tegenover mij is nog een platform waarnaar een touw is gespannen. Ik stap het touw op, en begin mij een weg naar de overkant de banen. Dat kan ik prima, sterker nog, ik doe dit al 20 jaar. Het is spannend en soms maak ik wel eens een foutje, maar echt iets geks is er al lang niet meer gebeurd. Ik loop rustig tot halverwege het touw. Dan gaat het licht in de zaal opeens uit. Dat dat licht uit kon, wist ik niet eens. Ik weet eigenlijk helemaal niet waar het vandaan komt, er waren me nog nooit iets van lampen opgevallen, laat staan een schakelaar. Het stond gewoon altijd aan, er was hier ook nooit echt iemand anders, wie kon dat hebben uitgezet? Ik kan het touw opeens niet meer zien. Twee decennia loop ik al op dit touw heen en weer, en opeens durf ik niet verder. Ik weet niet waar het touw is, en hoe langer ik stil sta, hoe meer ik mijn balans dreig te verliezen. Maar ik durf geen stap meer te zetten. Bevroren luister ik of er iemand is, iemand die me hier van af kan halen. Maar ik ben alleen. Ik ben in deze ruimte eigenlijk altijd alleen. Mijn benen beginnen hevig te trillen, mijn hart racet en gedachten schieten als een mitrailleur met 1000 rondes per minuut door mijn hoofd heen. Stil blijven staan voelt het veiligst, maar ik weet dat ik straks zal vallen. Meters naar beneden, naar de grond.
Had ik daar een mat neergelegd?
Nieuwe indrukken
Zo voelde het voor mij toen ik voor het eerst depressieve klachten begon te krijgen. Het begon bij angstsymptomen tijdens een stage in het laboratorium. Ik was uiteindelijk gewoon nog niet klaar voor die stage, en het verliep ontzettend stroef. Ik vond het eng om naar het lab te gaan, en was bang dat ik alles fout deed waardoor ik niks meer durfde uit te voeren zonder eerst alles te controleren bij iemand. Dit was tevens mijn eerste jaar op Orca, waar de nieuwe indrukken van het studentenleven mij veel interessanter leken dan werken. Bier drinken bleek ook best leuk en ik kwam best vaak brak op stage aan, waardoor mijn stress hoger werd en ik de afleiding die de gezelligheid en de alcohol brachten ook steeds meer verwelkomde.
Dat hyperactieve sociale leven was voor mij best wel nieuw. Mijn middelbare schooltijd spendeerde ik grotendeels gamend achter de computer, wel met een kleine groep vrienden, maar ik ging nooit uit. Om eerlijk te zijn dronk ik mijn eerste serieuze biertje pas toen ik lid werd bij Orca. De eerste twee jaar van mijn studie had ik gespendeerd met wat extra projecten, maar ik woonde verder thuis. Na een bepaald sociaal gemis te voelen ben ik bij Orca gegaan. Ik was toch wel benieuwd naar het studentenleven. Mijn ouders hadden elkaar immers leren kennen op Unitas, dus vroeger had ik al wel veel gehoord over studentenverenigingen. Het was voor mij dan ook wel een culture shock dat de strenge sociale hiërarchie van de middelbare school op de studie compleet verdwenen was. Iedereen was eigenlijk gewoon zichzelf, maar als herstellend muurbloempje wist ik niet hoe ik mezelf houding moest geven in sociale groepen. Zo ook op Orca, maar gelukkig (en lichtelijk tot mijn eigen verbazing) kwam ik na de Arco periode in een zeer gezellige compoploeg terecht. Dat gaf sociale houvast, heel prettig.
Een half jaar na de Arco periode begon echter de eerder genoemde stage. Naarmate het jaar vorderde bleef ik angstklachten ervaren tijdens mijn stage. Het werd nog vervelender toen ze niet weggingen nadat ik mijn stage had afgerond in het begin van mijn tweede jaar bij Orca. Sterker nog, het werd alleen maar erger. Ik had inmiddels wel een sociaal netwerk op Orca, maar ik was gewoon niet gewend aan feestjes, bier drinken, veel sociaal contact en “meisjes”. Ik wist niet wat mensen van me dachten en kon het allemaal best eng vinden. Het was voor mij helaas best lastig om te beseffen dat de heftige emoties die ik ervaarde niet perse normaal waren, maar eerder tekenen van sociale fobie. Ik heb later ook vaak gehoord dat het voor de meeste vrienden een verrassing was dat ik me zo slecht voelde. Kennelijk was dat aan de buitenkant niet makkelijk aan mij af te lezen, terwijl ik dacht dat iedereen mijn innerlijke ongemakkelijkheid wel kon zien.
Te laat
Uiteindelijk werd het voor mij toch wel duidelijk dat er iets goed mis was, want er ging bij mij een heel duidelijk symptoom ontstaan. Ik had ‘s nachts namelijk regelmatig paniekaanvallen, waarbij het wel een uur kon duren voordat ik helemaal bedaard was. Ik hoop dat de persoon die dit leest nog nooit een paniekaanval heeft meegemaakt, maar het voelt een beetje als de schokgolf die door je lichaam gaat als je tijdens het traplopen een trede mist en met je voet dertig centimeter naar beneden valt: een enorme rush aan adrenaline. Mijn hart ging enorm snel kloppen terwijl er allerlei negatieve gedachten door mijn hoofd raceten. Pijn kon daar soms doorheen prikken. De adrenaline daarvan gaf dan een nieuwe gevoel dat de aandacht van de paniek afleidde. Daarom ging ik mijzelf op verschillende manieren pijnigen in een poging de gedachten te laten stoppen. Helaas bouw je daar een tolerantie tegen, waardoor de pijnimpuls steeds zwaarder moet zijn voor het gewenste effect. Mocht je deze neigingen ook ervaren, trek dan direct bij iemand die je vertrouwt aan de bel. Het is een heel duidelijk signaal, en je kan jezelf met automutilatie permanent beschadigen. Het loste op de langere termijn voor mij ook niks op, want de oorzaak verdween niet.
Het was me na een tijdje wel duidelijk dat dit foute boel was. Ik had de mazzel dat mijn moeder psychologe is. Ze had de nuchterheid om neutraal met mij over mijn klachten te praten en ik ben in therapie gegaan. Dat het zo ver moest komen voordat ik aan de bel trok, is erg jammer. Dat had ik eerder moeten doen, want met elke mentale klacht kan je namelijk gewoon de huisarts bellen.
Disclaimer: wat ik hieronder beschrijf is niet om af te doen aan psychiaters, of het gebruik van medicatie bij depressie. Dat helpt voor veel mensen enorm, bij mij ging het gewoon niet helemaal op een goede manier.
Voor mij kwam deze therapie namelijk te laat. Het is achteraf vrij vreemd dat ik niet door had dat ik suïcidaal was. Ik zei altijd tegen mezelf dat ik de zelfmoordgedachten die ik had niet serieus meende. Ik wilde 95% van de tijd ook niet echt dood, maar je hebt helaas maar één klein impulsief moment nodig. Een half jaar na de start van mijn therapie ging ik langs bij een psychiater (een arts die gespecialiseerd is in psychiatrie, en in tegenstelling tot een psycholoog medicatie mag voorschrijven). Die psychiater gaf mij na één intake gesprek prompt een maandvoorraad aan antidepressiva en kalmeringsmiddelen mee. Het ging met mij op dat moment zo slecht, en ik vond het vooruitzicht van medicatie nemen zo intimiderend, dat ik daar dezelfde dag nog een overdosis mee probeerde te nemen. Een zelfmoordpoging dus. Het laatste dat ik me daarvan herinner, is de sensatie van de pillen die al het vocht uit mijn mond trokken. Alsof ik een grote hap zand had genomen. Daarna ging ik slapen, en ik zou wel kijken of ik wakker zou worden.
Het spijt mij als ik dit wat te gedetailleerd omschrijf, maar dat doe ik omdat ik een ding graag duidelijk wil maken: dit is met afstand het gevaarlijkste dat ik ooit in mijn leven gedaan heb. Gelukkig heb ik veel medicijnen in mijn slaap uitgebraakt, maar als dat niet was gebeurd had ik waarschijnlijk twee weken in het ziekenhuis gelegen. Wellicht met leverschade, iets enorm pijnlijks en iets waar je jezelf de rest van je leven mee verneukt. Ik hoopte vredig weg te drijven in mijn slaap, maar in plaats daarvan had ik mezelf voor de rest van mijn leven met chronische pijn kunnen opzadelen. Een overdosis met medicijnen werkt praktisch nooit, zeker niet met medicijnen die je makkelijk kan krijgen (for obvious reasons). Zelfmoord was überhaupt niet de oplossing. Ik wilde helemaal niet weg zijn, ik wilde gewoon niet mezelf zijn in deze situatie. Dat kon ik me helaas pas beseffen wanneer mijn oprisping van emoties bedaard was. Had ik maar met iemand gepraat over de neigingen die ik had, dan had ik eerder hulp gehad. Dan had ik niet het hart gebroken van mijn familie, en de vrienden die er vanaf wisten. Ik heb hier ontzettend veel spijt van, en ik hoop dat dat duidelijk is.
Desondanks is het wel zo dat ik die neigingen niet zomaar heb gekregen. Ik was overspoeld door hele zware paniekreacties waar geen uitknop voor te vinden was. Het was niet de juiste oplossing, maar er is een reden waarom ik het gedaan heb. Daardoor schaam ik me er ook niet zo erg meer voor, en dat geeft rust. Ik weet waarom het gebeurd is, ik weet nu ook hoe ik het kan voorkomen. Het enige wat me eerder wel eens geholpen had was het opschrijven van mijn gedachten. Het begon eigenlijk als een poging tot afscheidsbrief, maar naarmate ik mijn gedachten op papier schreef begon ik de emoties die erbij hoorde te ervaren. Als ik uitgeschreven was, moest ik altijd enorm huilen. Daarna was ik bedaard, en kon ik de potentiële gevolgen van mijn gedachten inzien. Ik heb dat document de afgelopen jaren bijgehouden, als een soort dagboek.
Duidelijkheid
Vanaf hier kwam ik bij de crisisdienst van Altrecht terecht, waar ik op een soort suicide watch werd gezet totdat ik het verdere traject in kon. Ik had dan een soort kaartje met een telefoonnummer en een code erop die ik kon intikken om iemand aan de lijn de krijgen als ik me niet goed voelde, en elke dag belde een medewerker van de crisisdienst om te checken hoe het ging. Dat gesprek begon altijd met wat gegevens controleren zodat het duidelijk is dat de juiste persoon aan de lijn hangt, daarna een kort babbeltje over je dag. Een keer kreeg ik een wat maffe medewerker aan de lijn die misschien wat gegevens door de war haalde. Ik woonde destijds op de IBB, en hij zei: “Even je gegevens kijken, ah jij wilde van de IBB flat afspringen?”
Ik reageerde: “Euhhh nee?” Rustig aan meneer, dacht ik, ik ben misschien suïcidaal maar ook weer niet zo enthousiast. Ik kan zelf nog steeds erg om dat moment lachen.
Nadat ik bij de crisisdienst voldoende stabiel werd bevonden, ging ik naar de zogeheten Deeltijd Diagnostiek in Zeist. Daar kreeg ik twee maanden lang voor drie dagen per week van 09:00 tot 15:00 therapie, wat bedoeld was om vast te stellen wat voor problemen er speelde en om je weer wat op de rails te krijgen: vrij intens. Iedereen in die groep was immers suïcidaal, en de meesten hadden nog veel zwaardere klachten dan ik. Ik kon dan niet begrijpen waarom ze zulke negatieve gedachten over zichzelf hadden, terwijl dat gewoon hele vriendelijke mensen waren. Ironisch genoeg stoorde ik me daar soms bijna aan. Er gebeurden daar ook enorm eigenaardige, bijna grappige dingen. Een van de personen in de groep had bijvoorbeeld klachten waarbij hij bij moeilijke gedachten fysieke spasmes kreeg, terwijl een ander iemand in die groep juist snel overprikkeld raakte als iemand onverwachtse bewegingen maakte. Daar hadden ze het dan in de pauze over, waarna ze elkaar beter begrepen. We konden er ook wel om lachen, dat twee van dit soort mensen bij elkaar waren gezet. Het voelde als het meest vreemde team ooit, allemaal bezig met het zoeken naar oplossingen voor hun problemen. Sommige helaas met meer succes dan anderen, en de meeste sessies waren enorm zwaar.
Bij een gesprek kwam bijvoorbeeld opeens het onderwerp euthanasie naar voren. Sommigen hadden soms die wens, of waren bang dat de uitkomst van de diagnostiek zou zijn dat ze niet te genezen waren en maar beter afgemaakt konden worden. Ik kon daar toen heel moeilijk mee omgaan. Ik vond het een absurde gedachte. Ik leerde toen heel duidelijk dat ik echt niet dood wilde. Daar heb ik ook besloten dat ik beter wilde worden. Ik wilde alles aan de kant zetten om uit te vogelen wat ik had en hoe dat ontstaan was.
Uiteindelijk is dat vastgesteld, in een best wel grappig gesprek met een persoonlijk begeleider nadat ik 2 jaar therapie had gehad bij Altrecht. De diagnose die in Zeist bij mij was vastgesteld was dysthemie (langdurige depressie), sociale fobie en tekenen van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Een persoonlijkheidsstoornis klonk best wel heftig, alsof ik gestoord was, maar het is eigenlijk niks meer dan een vast patroon in mijn gedrag dat bij mij mentale problemen veroorzaakt. Iedereen heeft een persoonlijkheid, een bepaald karakter met bepaalde gedragingen. Bij mij leveren die gedragingen klachten op, en moet er wat aan gebeuren. Bij een van de laatste gesprekken bij Altrecht vroeg ik wat de reden was dat ik slechts “tekenen van” had, en niet de daadwerkelijke stoornis. Daarvoor gingen we even de DSM-5 bekijken. Als je meer dan de helft van 7 kenmerken had kon de stoornis vastgesteld worden. Ik had ze bijna allemaal. De depressie en sociale angsten bleken deels een gevolg van deze persoonlijkheidsstoornis.
Chronisch
Dat is ongeveer het einde van mijn therapie verhaal. Het vaststellen van die persoonlijkheidsstoornis gebeurde eigenlijk aan het eind van dat tweejarige traject bij Altrecht dat ik na de deeltijd diagnostiek was begonnen. Er werd me zeker aangeraden om nog verder te gaan met therapie, maar ik was goed genoeg verbeterd dat ik op mijn eigen benen kon staan. Los van mijn verhaal vertellen wil ik met dit stuk echter ook proberen om een klein beeld te geven van hoe het is om dit soort klachten te hebben, ook voor mensen die zelf geen mentale klachten hebben en zich er moeilijk iets bij voor kunnen stellen. Wees ervan bewust dat dit voor iedereen anders is en dat ik natuurlijk over mezelf praat vanuit mijn eigen perspectief. Hoe ik dingen ervaar kan vertekend zijn.
Wat ik heb is dus een vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Dat is chronisch, balen. Hoe het ontstaan is heb ik wel een vermoeden van. Iets met veel buitengesloten worden vroeger. Veel van deze gedachten zijn erg ‘veilig’ om te hebben. Als je weinig ruimte inneemt of niet te hoog over jezelf denkt kan je ook minder snel afgewezen of naar beneden gehaald worden. Daarnaast heb ik een genetische aanleg, helaas.
De symptomen zijn, onder andere:
– Overgevoeligheid voor afwijzing/kritiek
– Een extreem laag zelfbeeld
– Emotionele afstandelijkheid wat betreft intimiteit ondanks de behoefte ernaar
– Gevoelens van minderwaardigheid
– Angst in sociale situaties
– Zelfhaat
Wat ik zelf heel erg merk is dat ik, wanneer ik in een wat slechtere bui ben, bepaalde overtuigingen over mezelf heb. Dingen als ‘ik ben een lelijk persoon’, ‘ik ben dom’ of ‘ik doe dingen vaak niet goed’. Door die overtuigingen sla ik negatieve ervaringen wat scherper op, omdat het eigenlijk datapunten zijn die de overtuigingen in mijn hoofd bevestigen. Positieve feedback ben ik snel geneigd aan de kant te schuiven. Ik ken mezelf immers toch echt wel beter dan anderen, denk ik dan. Positieve feedback komt gewoon niet overeen met de theorie die ik in mijn hoofd heb. Eigenlijk heb je dus een soort feedback loop: negatieve ervaringen maken je overtuigingen steeds erger, waardoor je steeds meer focus legt op je negatieve ervaringen. Dat creëert de overgevoeligheid voor kritiek. Nog meer data die mijn negatieve vermoedens bevestigen. Het kan me dan emotioneel ook erg raken als iemand boos op mij is, en ik vind het dan moeilijk geen schuldgevoel te krijgen. Zelfs als ik niks misdaan heb.
Het lage zelfbeeld creëert ook sociale angst. Ik ga ervan uit dat ik als lelijk, dom, incapabel en vervelend/vermoeiend persoon op mensen over kom, omdat ik zo over mezelf denk. Ik zou zelf niet graag met zo iemand om gaan, dus waarom zou een ander dat in godsnaam wel willen? Tijdens sociaal contact verwacht ik dan dat mensen op een bepaald moment door krijgen wat voor persoon ik ben en afhaken. Daar word ik terughoudend van, wat nogal een bom legt onder sociale relaties.
Hierdoor vond ik daten met iemand ook heel erg eng. Ik durfde nooit iemand waar ik een keer aangeschoten mee gezoend had een appje te sturen. Toen ik weer nuchter was en het emotioneel verlammende effect van de alcohol weg was dacht ik dan: ‘Waarom zou iemand daar ooit zin in hebben, in mij?’. Uiteindelijk zendt het nogal een vreemd signaal naar iemand uit als je de vorige avond met iemand hebt gezoend en een nummer hebt gekregen, en die persoon vervolgens niet meer durft aan te spreken. Een laag zelfbeeld klinkt redelijk onschuldig, maar kan sociale relaties aangaan dus moeilijker maken. Op de langere termijn is het veel beter om wat positiever over jezelf te denken, ook al klinkt dat wat egoïstisch. Veel therapie gaat over patronen die op de korte termijn voordeel opleveren, maar over de langere termijn problemen veroorzaken.
Als laatste vind ik het ook moeilijk om emoties sterk te uiten. Dat is in essentie van wat een vermijdende persoonlijkheidsstoornis betekent. Omdat ik zelf heel gevoelig ben voor kritiek, vind ik vooral boosheid uiten lastig. Ik denk dan dat anderen boosheid net zo moeilijk ervaren als ik dat doe, terwijl de meeste mensen er redelijk goed tegen kunnen. Als je niet aangeeft wanneer iets je frustreert, is het moeilijk voor mensen om rekening met je te houden en ga je makkelijk over je eigen emotionele grenzen heen. Ook blijheid vind ik lastig. Als ik te enthousiast of blij ben voel ik me nogal debiel. Ik ben dan bang dat ik te veel ruimte inneem, of dat mensen vinden dat ik teveel de aandacht probeer te trekken. Op deze manier prop ik veel emoties op. Ik deed dat vooral omdat ik rekening wilde houden met anderen, terwijl anderen prima hun eigen grenzen aan kunnen geven.
En nu?
Dit soort dingen speelde er dus af in mijn hoofd op momenten dat ik me niet goed voelde. Gelukkig heeft therapie mij enorm geholpen om dit soort patronen te doorbreken. Ik ben tijdens mijn therapie ook altijd actief gebleven bij Orca, waarbij ik veel dingen gedaan heb die op het eerste oog niet echt passen bij dit ziektebeeld. Ik heb een almanak gemaakt, clubacht geroeid, bestuur gedaan bij zowel DRAFT als Orca en nog wat andere losse dingetjes. Naast natuurlijk de vele biercantussen die ik met veel plezier gepresenteerd heb. Het hielp voor mij enorm om dit soort dingen wel te blijven doen, ook al vond ik het soms spannend of was ik bang niet goed genoeg te zijn. Het gaf me sociale houvast, wat erg gezond was aangezien het de negatieve overtuigingen die ik over mezelf had steeds weer uitdaagde. Ik probeerde dingen die me leuk leken vooral te doen, ookal ervaarde ik daar bepaalde drempels bij.
Daar kan natuurlijk een keerzijde aan zitten. Namelijk dat je te veel hooi op je vork neemt en jezelf overbelast. Ik zou ook zeker niet willen zeggen dat alles wat ik gedaan heb 100% succesvol verliep. Ik heb in mijn therapie groepen mensen gezien die meer baat hadden bij rust dan bij activiteit. Voor mij hielp het om dingen te doen, voor een ander misschien niet. Dat is ook iets dat je in therapie uitvogelt. Je eigen persoonlijke handleiding.
Dus hoe gaat het nu? Halverwege mijn vierde jaar Orca was mijn therapie klaar. Op dat moment was ik aan het roeien in de clubacht en liep ik mijn afstudeerstage. Het ging gewoon best wel goed. Toen kwam helaas de coronapandemie. Ik dacht dat ik mezelf er redelijk solide doorheen geslagen had, maar ik merk toch dat mijn emoties van voor de crisis dichter tegen het oppervlak lagen. Het voelt nu meer alsof daar de afgelopen twee jaar een laagje ijs over is gaan groeien. Daar ga ik wat hulp bij nodig hebben om er doorheen te breken, en mezelf toe te staan weer een beetje te voelen. Ik heb zojuist weer een intake gesprek met een psycholoog in mijn agenda gezet. Het is jammer dat mijn klachten wat terugkeren, maar toch voelt dit als een overwinning. Deze keer ben ik er op tijd bij met klachten die veel minder ernstig zijn dan voorheen. Dat is de allerbelangrijkste vaardigheid die je kan leren met therapie: klachten herkennen en daar op handelen. Handvaten vinden, en die vastpakken als je ze nodig hebt. Af en toe gaat het licht nog wel eens uit, in die grijze zaal in mijn hoofd. Dan wankel ik, maar ik weet langzaam een volgende stap te zetten. Als ik val weet ik dat er een mat is, gemaakt van de handen van de mensen om mij heen die ik kan vertrouwen. Die mij omhoog kunnen houden en weer terug het touw op kunnen zetten.
Hoop
Als jij van dezelfde dingen last hebt als ik, hoop ik dat je die mensen weet te vinden. Herstellen van een mentale ziekte is niet makkelijk, maar ermee leren leven is een waardig proces. Een strijd van epische proporties, die zich afspeelt in de kleinste dingetjes. Ik ben tijdens dat proces zo veel ouder geworden, zo veel weerbarstiger. Ik vind het moeilijk om echt concreet advies te geven, omdat ik nog wel een weg te gaan heb. Ik ben ook geen psycholoog, slechts ervaringsdeskundige. Het beste dat ik kan hopen is dat ergens iemand misschien wat herkent van wat ik hier geschreven heb, en dat dat helpt. Ik wil graag afsluiten met een passage uit het ‘dagboek’ dat ik bij ben gaan houden. Ik schreef het ongeveer een maand na mijn poging, inmiddels dus jaren geleden, en ik denk dat er hoop uit spreekt.
“Sinds mijn poging heb ik het idee dat ik in een andere wereld leef. Dat iedereen die ik ken niet meer mijn werkelijkheid deelt, behalve zij die weten wat er gebeurd is.
Alle mensen die ik zo graag zie op Orca, commissiegenoten of coachkids. Het voelt alsof ze me niet meer kennen, niet écht meer. Ik praat met ze, ik lach met ze, ik heb lol met ze. Maar dat voelt niet meer als de echte ik. De echte ik is ziek. De echte ik is bijna gestorven. Hij komt pas tevoorschijn als ik over mijn problemen praat met iemand. De andere ik heeft oprecht plezier, maar houdt een duister feit op de achtergrond. Het is wel gebleken hoe behendig ik alles verhuld heb. Want niemand heeft gezien hoe het echt zat. Zelfs ik niet. Ik ben bang voor de behandeling. Doodsbang.
Maar ik weet nu wat er te verliezen valt. Ik heb nooit medelijden met mezelf gehad. Laat de pijn nu voor iets goed dienen. Doorbijten dus, hoe kut je het ook vind.”